Het wetsvoorstel: een samenvatting
Op vrijdag 30 juni heeft minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind het wetsvoorstel ‘Kind, draagmoederschap en afstamming’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wet is bedoeld om een regeling te treffen voor zorgvuldig en transparant draagmoederschap, waarbij zo veel mogelijk rechtszekerheid wordt geboden aan betrokkenen. Daarmee worden de belangen van het kind, de draagmoeder en ook de wensouders beter beschermd.
Het wetsvoorstel beslaat tientallen pagina’s en vele artikelen. Hieronder staat een samenvatting van Stichting Zwanger voor een Ander in eenvoudige taal, bedoeld om draagmoeders en wensouders in grote lijnen te informeren over de voorstellen die op tafel liggen. Deze samenvatting is opgesteld door Hugo van Halder, politiek adviseur voor Stichting Zwanger voor een Ander. De wet is nog in behandeling, en onderstaande punten zijn dus nog niet in werking. Op dit moment geldt dus nog de oude wetgeving, ook inzake het kenbaar maken van een draag- of kinderwens. Aan deze samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend. Kijk voor de volledige wetteksten op bovenstaande website. Tot slot willen we nog benadrukken dat ieder traject anders is, en wij in elke situatie aanraden om je vooraf goed te laten informeren door een juridisch adviseur.
Samenvatting wet
In het nieuwe wetsvoorstel zijn de elementen neergelegd waaraan in elk geval moet zijn voldaan, wil van verantwoord draagmoederschap sprake kunnen zijn: zo is het in het belang van het kind dat de gegevens over de afstamming worden bewaard voor het kind (het kind moet kunnen weten wat zijn ontstaansgeschiedenis is). Verder is van belang dat de draagmoeder en wensouders vrijwillig meedoen aan het traject en zich bewust zijn van de impact die deze wijze van gezinsvorming op henzelf en het kind kan hebben. Met het oog daarop is een traject van voorlichting en counseling voor wensouders en draagmoeder verplicht. Verder moet aan de juridisch vastgestelde afstammingsrelatie tussen het kind en de wensouders een rechterlijke beslissing ten grondslag liggen. En moet de draagmoeder de gelegenheid hebben gehad om het ouderschap van de wensouders na de geboorte van het kind te betwisten.
Het wetsvoorstel is erop gericht ouders te stimuleren om het gehele draagmoederschapstraject in Nederland te doorlopen. Of, als zij voor een buitenlands traject kiezen, dat zij in elk geval kiezen voor een traject dat met voldoende waarborgen is omkleed.
Dit wetsvoorstel versterkt tot slot ook het recht van kinderen op informatie over hun afstamming. Dit betreft niet alleen kinderen die zijn geboren met behulp van draagmoederschap; er wordt voorzien in een positieve wettelijke verplichting voor alle gezagsdragers om voorlichting en informatie te geven aan het kind over de afstamming.
De wet gaat over alle vormen van draagmoederschap (hoog- en laagtechnologisch) en bestaat uit vier onderdelen:
een regeling voor de toekenning van ouderschap na draagmoederschap binnen Nederland;
een regeling voor de erkenning van ouderschap na draagmoederschap uit het buitenland;
de strafbaarstelling van het betalen voor de overdracht van het ouderschap over een kind (binnen- en buitenland) en strafbaarstelling van het geven en ontvangen van vergoedingen die bij algemene maatregel van bestuur (amvb) te bepalen maxima te boven gaan (binnenland);
versterking van het recht van het kind op afstammingsinformatie.
Belangrijkste punten
Voorlichting en counseling: Dit is een vereiste voor zowel binnen- als buitenlandse trajecten. Voorlichting ziet op informatie over het traject en juridische voorwaarden en risico’s. Bij de totstandkoming van een draagmoederschapsovereenkomst moeten zowel draagmoeder als wensouders zich los van elkaar laten bijstaan door een jurist. Counseling ziet specifiek toe op de medische en psychosociale aspecten van het traject. Medische en psychosociale counseling dienen plaats te vinden door respectievelijk artsen en ervaren en gespecialiseerde counselors. Kosten voor beide onderdelen zijn voor de betrokkenen zelf. Enige contradicties of zorgen om het kind worden via een verslag aan de rechter voorgelegd (bij een binnenlands traject) of aan de verantwoordelijke autoriteit (bij een buitenlands traject).
Procedure in het kort: Wensouders en draagmoeder dienen na voorlichting en counseling samen een verzoek in bij de rechtbank. De beoordeling door de rechter moet voor de conceptie plaatsvinden, om niet voor een voldongen feit te staan. Bij toekenning worden de wensouders direct bij geboorte juridisch ouders van het eerste kind dat binnen drie jaar na uitspraak wordt geboren, en komen zo in de Basisregistratie Personen (BRP). Draagmoeder komt wel op het geboortecertificaat, maar wordt geen juridisch ouder en komt niet in de BRP. Hiermee wordt recht gedaan aan de rol die de draagmoeder heeft vervuld en het vormt een extra mogelijkheid voor het kind om deze informatie te achterhalen. De wensouders oefenen vanaf de geboorte het (gezamenlijk) gezag uit over het kind, ook als zij niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden. Het kind krijgt de achternaam in overeenstemming met de verklaring die de wensouders daarover bij de rechter hebben afgelegd.
Criteria rechter: De rechter heeft grote vrijheid om een verzoek af te wijzen, en toetst in hoofdzaak op twee punten:
Is toekenning in het belang van het kind?
Hebben alle betrokkenen in vrijheid hun keuze kunnen maken?
Daarnaast toetst de rechter nog aan een heel aantal specifieke randvoorwaarden:
Er is een draagmoederschapsovereenkomst, ondertekend door wensouders, draagmoeder en eventuele partner van draagmoeder, met ten minste:
de vergoedingen en de aanvullende tegemoetkoming van de wensouders aan de draagmoeder in verband met het draagmoederschap;
de beschikbaarheid van juridisch advies en de wijze waarop de draagmoeder voorafgaand aan, gedurende en tot drie maanden na afloop van de zwangerschap dit advies kan verkrijgen, waarbij de kosten hiervan worden gedragen door de wensouder of wensouders;
de wijze waarop de risico’s die zijn verbonden aan de zwangerschap en de bevalling voor de draagmoeder in redelijke mate zijn afgedekt;
het contact tussen de draagmoeder en het kind na de geboorte, en
de herkomst van zaadcellen of eicellen die zullen worden gebruikt bij het draagmoederschap.
Er is een verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de wensouders;
Er is een verslag van voorlichting en counseling;
De draagmoeder mag nog niet zwanger zijn;
Alle betrokkenen zijn meerderjarig;
Ten minste één van de wensouders wordt genetisch ouder (tenzij bewezen kan worden dat dat onmogelijk is);
Zaad- en of eiceldonor is voor het kind te achterhalen;
Draagmoeder krijgt niet meer dan de maximaal toegestane vergoeding
Het kind krijgt een familierechtelijke betrekking met minstens één wensouder in het land waar het zal wonen;
Het kind krijgt de nationaliteit van minstens één wensouder;
Draagmoeder en minstens één wensouder wonen in Nederland, ook tijdens het traject;
Draagmoeder en minstens één wensouder hebben de Nederlandse identiteit of recht op verblijf hier.
Tot slot kan de rechter nog een aantal ‘softere’ criteria meewegen. Zijn beide wensouders bijvoorbeeld zo oud dat het kind vroegtijdig zijn ouders zal kunnen verliezen? Of is de draagmoeder te jong, en is haar eigen kinderwens nog niet vervuld? De rechter heeft hier voldoende ruimte om zelf afwegingen te maken of meer advies te vragen.
Herroeping: Het is gedurende een periode van drie maanden na de geboorte mogelijk om te verzoeken om herroeping van de gerechtelijke toekenning van het ouderschap na draagmoederschap. Om de vrijheid van de draagmoeder hierin te waarborgen is tevens bepaald dat een herroeping van de toekenning van het ouderschap niet leidt tot een verplichting voor de draagmoeder tot teruggave aan de wensouders van de kosten die tot dan toe zijn verbonden aan het draagmoederschap. Herroeping kan in geval van bedreiging, dwaling of bedrog zowel door wensouders als door draagmoeder worden aangevraagd. Voor de draagmoeder kan ook een verandering in omstandigheden aanleiding zijn. Herroeping door de wensouder kan nooit leiden tot het doorbreken van de band van de biologische wensouder, die een niet te ontlopen verantwoordelijkheid heeft. In geval van herroeping wordt de zaak opnieuw voor de rechter gebracht, die zal moeten oordelen of herroeping terecht is, en die daarbij ook rekening zal houden met biologische relaties. Het is dus niet zo dat een van de partijen eenzijdig de overeenkomst kan herroepen. Bij herroeping wordt het belang van het kind centraal gesteld. Het kind zelf kan bij meerderjarigheid ook herroeping van het ouderschap van de niet-biologische wensouder aanvragen, binnen een termijn van drie jaar na het volwassen worden.
Buitenlands traject: Buitenlandse trajecten blijven toegankelijk, zolang ze voldoen aan de Nederlandse voorwaarden. Het is in geen geval acceptabel dat wordt betaald voor de overdracht van het ouderschap over een kind, omdat kinderen niet tot handelswaar mogen worden gereduceerd. Daarom is gekozen om de strafbaarstelling van betalingen bij de overdracht van ouderschap ook in het buitenland te laten gelden. Toch heeft de regering weinig mogelijkheid om buitenlandse trajecten niet te erkennen. Als er genetische verwantschap tussen het in het buitenland door draagmoederschap geboren kind en (één van) de wensouder(s) is, dan vereist de bescherming van identiteitsrechten van het kind namelijk dat de afstammingsrelatie van het kind met die wensouder wordt erkend en de afstammingsrelatie met diens partner eveneens op de een of andere wijze, bijvoorbeeld door adoptie, juridisch kan worden vormgegeven. In feite kan de overheid naast het verbieden van betaling slechts proberen te stimuleren dat de juiste procedures worden gevolgd. Om dat te stimuleren wordt directe erkenning van ouderschap na buitenlands draagmoederschap alleen verleend als:
vaststaat dat het kind genetisch verwant is aan ten minste een van de wensouders;
de gegevens over de afstamming van het kind beschikbaar zijn voor opname in het register;
er een rechterlijke beslissing ten grondslag ligt aan de buitenlandse geboorteakte van een kind geboren uit draagmoederschap;
voorafgaand aan de rechterlijke beoordeling in het buitenland in Nederland door de wensouders voorlichting en counseling over draagmoederschap is gevolgd, zoals dat ook als voorwaarde is gesteld in de Nederlandse regeling voor draagmoederschap;
voor zover het ouderschap van de wensouders vóór de geboorte is ontstaan, er na de geboorte een mogelijkheid voor de draagmoeder heeft bestaan om een beroep te doen op de rechter om het ouderschap te betwisten.
In alle andere gevallen wordt het ouderschap niet direct erkend, maar moet een tijdrovende rechterlijke toetsing worden gevolgd.
Betalen voor de overdracht: Kinderkoop is verwerpelijk en in geen geval toegestaan. Daarom wordt betaling voor overdracht van een kind ook expliciet verboden, in Nederland, en door Nederlanders in het buitenland. Voor onkosten zijn vergoedingen wel gelegitimeerd. Bij binnenlandse trajecten worden deze vergoedingen strak gereguleerd, bij buitenlandse trajecten is dat ingewikkelder, in verband met het gegeven dat de kosten voor een draagmoederschapstraject sterk verschillen per land, maar ook met het gegeven dat ieder land zelfstandig kan bepalen waar de balans ligt tussen de bescherming van het belang van het kind en het belang van goed zorgen voor de draagmoeder en de enorme verschillen die bestaan in (financiële) vangnetten die nationale overheden aan hun burgers bieden. Betalingen aan tussenpersonen en organisaties blijven toegestaan, waarbij geldt dat voor hen ook een verbod op betaling voor overdracht bestaat. Van betaling voor de overdracht is in ieder geval sprake, wanneer een betaling niet doorgaat indien de zwangerschap niet leidt tot een (gezond) kind.
Te hoge vergoedingen voor draagmoeders: Voor de draagmoeder moet goed worden gezorgd, maar geldelijk gewin mag niet doorslaggevend zijn voor de draagmoeder. Om dit te voorkomen, worden de kostenposten aangewezen die bij draagmoederschap in Nederland voor vergoeding in aanmerking komen en wordt de wijze bepaald waarop de hoogte van de maximale vergoeding per kostenpost kan worden vastgesteld. Naast vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten is er ruimte voor een beperkte tegemoetkoming aan de draagmoeder als compensatie voor de inspanningen en het eventuele ongemak en leed dat gepaard is gegaan met de zwangerschap. Het betalen van hogere vergoedingen dan de vastgestelde bedragen is in Nederland niet toegestaan. Ook het krijgen van een gezond en levend kind mag geen voorwaarde zijn, dat zou immers duiden op betalen voor de overdracht.
Bemiddeling: Commerciële bemiddeling is en blijft verboden. Het bekendmaken van een draag- of kinderwens wordt na inwerkingtreding wel toegestaan. Niet-commerciële, beroepsmatige bemiddeling kan een ontheffing krijgen van de minister. Dit moet wel op eigen initiatief, de overheid gaat geen actieve bemiddeling opzetten.
Afstamming: Je eigen afstamming kunnen achterhalen is een belangrijk recht voor een kind. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gezagsdrager. Daarom wordt in de wet de verplichting opgenomen voor degene die het gezag over het kind uitoefent om zorg te dragen voor de afstammingsvoorlichting. Hiermee wordt onderstreept dat het in het belang van élk kind is om op te groeien met kennis van zijn afkomst - niet alleen voor kinderen uit draagmoederschap. Er wordt een draagmoederschapsregister opgericht.
Verlof: Wensouders krijgen recht op zes weken ‘wensouderverlof’, dat vanaf vier weken voor de uitgerekende datum in kan gaan. De partner van de draagmoeder heeft straks geen recht meer op (aanvullend) geboorteverlof, aangezien die wettelijk bedoeld was voor hechting met het kind, waar geen sprake van is. De partner heeft wel recht op kort verzuimverlof om bij de geboorte aanwezig te zijn.